Lezen: Johannes 13:21-38
Beste Johannes,
Ik wil je het een en ander over Judas vragen, als dat mag. Natuurlijk weet ik ook wel dat ik geen direct antwoord op mijn brieven krijg, maar dat weerhoudt mij er niet van te reageren op de teksten die jij voor ons hebt nagelaten. Wie weet komt er nog eens een moment dat we hierover van man tot man kunnen praten – ergens op een bankje, volledig vreedzaam in het eeuwige Licht. Waarom niet? Of zijn mijn vragen dan volstrekt irrelevant geworden?
Judas. Misschien mag het niet, maar ik heb zo’n medelijden met deze leerling. Hij leeft voort als de verrader, de dief, de man die geld kennelijk belangrijker vond dan de loyaliteit aan zijn Meester. Begrijp me goed, daar is niets moois in te ontdekken. Maar wat een tragische figuur is hij en wat verschrikkelijk dat hij een stereotype is geworden van het kwaad en dat dit negatieve imago zo in de geschiedenis heeft doorgewerkt. Had dit nou echt niet anders gekund?
Sorry, ik weet niet of het echt zin heeft om dit te vragen – maar ik kan niet zomaar mijn gedachten negeren. Ik lees in jouw woorden dat Jezus heel duidelijk zijn leerling Judas identificeert als de verrader: ‘Doe maar vlug wat je van plan bent.’
Je schrijft dat jullie toen nog niet direct begrepen waar Jezus op doelde met deze woorden. Zagen jullie het niet aankomen? Was Judas een rotte appel die steeds zijn gave kant aan jullie getoond heeft? Wat een ellendige geschiedenis is dit.
We willen het liefst iedereen kunnen vertrouwen. Maar dat kan niet. Destijds niet, nu niet. De meeste mensen deugen. Maar sommige mensen deugen kennelijk echt niet. Hoe diep het kwaad zit kan ik (gelukkig) niet beoordelen, maar als jij schrijft dat de duivel in Judas kwam, dan is dat in elk geval niet best. Wat moeten we hiervan denken, Johannes?
Liefde. Laten we het daar in Godsnaam over hebben. Jezus geeft jullie een nieuw gebod en die instructie is sindsdien niet ingetrokken. Dit is wat ons te doen staat: ‘Heb elkaar lief. Heb voor elkaar net zoveel liefde als Ik voor jullie heb. Aan de onderlinge liefde zullen de mensen zien dat jullie mijn leerlingen zijn.’
Ik hoop nu toch zo dat mensen die de Meester nog niet kennen wel iets van zijn liefde in ons ervaren. Ik houd mijn hart vast. We deugen ook niet, Johannes. Of laat ik voor mezelf spreken: ik ben niet puur, niet vrij van fouten, niet altijd liefdevol. Maar ik WIL dat wel zijn en ik strek me uit naar dat einddoel van alle leerlingen van de Meester: we willen worden zoals hij.
Er is nog een lange weg te gaan, broer. Voor mij, in elk geval.
Heer Jezus. Er is zoveel dat wij niet begrijpen. Dat kwaad in de wereld, die ellende die zo op het oog ongestoord z’n gang kan blijven gaan. Begrijpt u het als wij naar de hemel schreeuwen en ons afvragen waar die beloofde bevrijding blijft?
Ja, u moet het wel begrijpen. We horen nog de echo van de vraag die u naar de hemel schreeuwde: ‘Vader, waarom heeft u mij verlaten?’ We hebben zoveel akelige afbeeldingen van u gezien, hangend aan dat kruis. Geen beeld kan tonen hoe het werkelijk geweest moet zijn – die afwijzing, die pijn, die gruwelijke eenzaamheid.
Heer, ontferm u over ons. Kom ons tegemoet in onze angst en vertwijfeling. En als het nog geen tijd voor antwoorden is, geef ons dan in elk geval uw vrede die ons menselijk denken overstijgt. En uw liefde, dat ook – om te ontvangen en royaal door te geven!
Woorden om bij stil te staan (13:34)
Dit is een nieuwe opdracht die Ik jullie geef: heb elkaar lief. Heb voor elkaar net zoveel liefde als Ik voor jullie heb.
Een lied voor onderweg: Love Song for a Savior – JARS OF CLAY
Voel je vrij en reageer