Lezen: Johannes 11:1-27
Beste Johannes,
Je vertelt ons over een broer – Lazarus – en twee zussen: Maria en Martha. Uit wat wij in jouw getuigenverslag lezen maken we op dat Jezus een speciale band met deze vrienden had. Je verwijst naar het liefdevolle gebaar van Maria die haar kostbare parfum over de voeten van Jezus uitgoot en haar haren gebruikte als handdoek… we kennen die geschiedenis waar je hier naar vooruitwijst. En we weten ook van het moment dat Jezus de gemoederen tot bedaren moest brengen omdat de ene zus vond dat de andere haar handen moest laten wapperen in plaats van vol aandacht te luisteren naar het onderwijs van de Meester… Dit alles geeft ons een beeld van intimiteit en vertrouwdheid. Mooi dat Jezus zulke vrienden had!
De goede relaties worden ook duidelijk als er volgens jou over Lazarus gesproken werd als ‘vriend van Jezus’ die ziek was geworden. En je vertelt ons: ‘Jezus hield veel van Martha, Maria en Lazarus. Toch maakte Hij geen aanstalten naar hen toe te gaan.’ Dat klinkt eigenaardig – je zou verwachten dat je zo snel mogelijk naar je goede vrienden wilt gaat wanneer daar serieuze problemen zijn. Maar klaarblijkelijk volgde Jezus zijn Vaders agenda en liet hij zich door niets en niemand van de wijs brengen. Zijn kalmte en zelfverzekerdheid hebben jou en de andere leerlingen vast rust gegeven, maar ik kan me ook jullie bezorgdheid voorstellen!
Enerzijds zou je willen dat de Heer hals over kop terugkeert naar de omgeving van Jeruzalem, naar het dichtbijgelegen plaatsje Bethanië waar de broer en zussen woonden. Anderzijds was Jezus nog maar net ontsnapt aan een nieuwe stenenregen – hij zou daar nu zeker niet vriendelijk onthaald worden!
Als duidelijk is dat Jezus toch naar Bethanië gaat en meedeelt dat jullie iets zullen meemaken waardoor het vertrouwen in hem zou groeien, spreekt Thomas woorden uit die we niet zomaar voor kennisgeving aannemen:
‘Laten we meegaan om samen met Hem te sterven.’
Voor Thomas was het besluit om terug te keren naar die gevaarlijke omgeving een feitelijk doodvonnis. Dezelfde Thomas die in de geschiedenis als ‘ongelovig’ te boek is komen te staan, bewijst hier hoe moedig en loyaal hij in wezen is. Als Jezus gaat, dan gaan wij allemaal. Wat een held!
Overigens, begreep jij precies wat Jezus met deze uitspraak bedoelde? De woorden klinken voor mij eerlijk gezegd nogal raadselachtig:
‘Een dag heeft toch twaalf uur. Als u overdag loopt, struikelt u niet, omdat het overal licht is. Maar wie ʼs nachts loopt, struikelt omdat het donker is.’
Daar is geen speld tussen te krijgen, maar het is wat lastig om het verband te ontdekken met wat hier gebeurt. Mijn interpretatie: Jezus gaat gewoon terug wanneer hij dat wil en doet dat op klaarlichte dag zodat het duidelijk zichtbaar is. Hij heeft niets te verbergen. Is dat wat hij bedoelt?
Bij aankomst blijkt de zaak hopeloos. Maar niet voor Jezus. Ik raak diep onder de indruk van het enorme geloof dat spreekt uit de woorden van Martha die de Heer tegemoetgekomen is: ‘Ik ben er zeker van dat God U ook nu zal geven wat U Hem vraagt.’
Maria, haar wat meer ingetogen zus (denk ik…) bleef thuis, zo schrijf je ons. Martha spreekt in antwoord op een vraag van de Meester haar indrukwekkende geloofsgetuigenis uit en daar mogen we best rustig over nadenken:
Wie leeft en in Mij gelooft, zal nooit sterven. Geloof je dat?’ ‘Ja, Here,’ antwoordde zij. ‘Ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God, die in de wereld komen zou.’
Heer, we zeggen het Martha gelovig na. Zij mocht met eigen ogen uw grootheid zien, maar wij hebben ook reden om geloof te hechten aan getuigenissen van zoveel mensen die door de eeuwen heen hun vertrouwen geheel terecht op u gesteld hebben. Ook vandaag willen wij ons in deze lange rij heiligen voegen. In alle bescheidenheid, want wij kennen onze plaats en ons geloof wordt ook nu nog beproefd. Ja, Here, wij geloven dat u de Christus bent, de Zoon van God, die in de wereld gekomen is als levend bewijs van Gods liefde voor ons.
Woorden om bij stil te staan (11:25)
‘Ik geef de doden het leven terug,’ zei Jezus tegen haar. ‘IK BEN Zelf het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, zelfs als hij gestorven is.’
Een lied voor onderweg: You Say – LAUREN DAIGLE
Ons gevoel kan haaks staan op de werkelijkheid. Wij kunnen misschien geen uitkomst zien, maar dat wil niet zeggen dat alles hopeloos is. Wij zijn algauw geneigd te kijken naar onze eigen onmogelijkheden en onvolkomenheden, maar we zouden ons in geloof moeten uitstrekken naar de Heer van het leven die te midden van onze chaos orde schept, hoop en leven geeft.
Dankjewel Paul
Wat een mooie overdenking met eyeopeners en stof tot nadenken
Je kan er zo een prachtig boek voor de 40 dagentijd van maken
Met foto’s en de lied suggestie
Zie het graag verschijnen in de volgende voorjaarsaanbieding van Jongbloed.
Ik zou het in elk geval enthousiast bij mijn klanten aanbevelen.
Gods zegen
Nel Kalkman