Lezen: Johannes 1:1-21
Beste Johannes,
Nu even serieus. Je vertelt het verhaal van Jezus op een meeslepende manier, maar vanuit ons perspectief – zo’n tweeduizend jaar later – raak je de lezer op bepaalde momenten kwijt. Het is fascinerend om te zien hoe Jezus met mensen omgaat, hoe hij de regie houdt in moeilijke omstandigheden, hoe hij de bazen van de tempel laat zien wie er werkelijk Superieur is. Maar dan schrijf je over water dat in wijn verandert, een zieke jongen die op afstand door Jezus genezen wordt… en dan nu hoe Jezus duizenden mensen te eten geeft met vijf gerstebroden en twee gedroogde vissen – het lunchpakket van een jongen die kennelijk wél heeft nagedacht over zijn behoefte aan voedsel. Waren al die andere mensen echt van huis gegaan zonder eten mee te nemen? In onze tijd zou dat nog wel kunnen – hier kun je overal eten kopen – maar toen? Ik begrijp dat niet.
En wat ik al helemaal niet begrijp: hoe Jezus dat brood en die vissen in stukken kan breken en kan blijven doorgaan met uitdelen totdat iedereen de buik vol heeft en er nog 12 (zal wel niet toevallig zijn, Johannes…) manden overblijven met ‘het overschot’. Dat kan natuurlijk niet!
Maar ik zit hier wel te genieten. Jezus vraagt doodleuk aan zijn leerling Filippus: ‘Waar kunnen wij brood vandaan halen om die mensen te eten te geven?’ Ik had dat gezicht van Filippus willen zien. Haha! Jij zag het. En je had door dat Jezus dit niet als een serieuze mogelijkheid zag: zoveel eten kopen met zilverstukken, in zo’n korte tijd voor zoveel mensen. Jij zag aan Jezus dat hij een ander, beter plan had. Zag je dat direct, of kreeg je het later pas door toen alles al gebeurd was? Gewoon maar een vraag.
“Het drong tot de mensen door dat Hij iets geweldigs had gedaan. ‘Ja,’ zeiden zij, ‘Hij moet de Profeet zijn die in de wereld zou komen!’ Omdat Jezus merkte dat de mensen Hem wilden dwingen hun koning te worden, ging Hij alleen de bergen in.”
Iets geweldigs. Dat kun je wel zeggen, Johannes. En in gedachten zie ik al die mensen hun magen vullen zonder zich te bekreunen over de vraag waar al die overdaad vandaan komt. Net zoals wij dat vandaag doen. We kopen en eten, we bestellen en drinken – en we vinden het allemaal doodnormaal. Maar is dat ook zo?
Als de mensen met volle magen inzien dat Jezus een ongelofelijk wonder heeft verricht, willen ze hem gelijk tot hun Koning uitroepen. De Messias is gekomen! Helemaal correct – maar hun verwachtingen liepen niet parallel met de opdracht die Jezus van zijn Vader meegekregen had. Daarom ging hij alleen de bergen in.
We lezen in jouw verslag dat de leerlingen merken dat Jezus er nog niet is als het donker wordt. Dan maar zonder Jezus. Ze stappen de boot in en steken het meer van Galilea over – terug naar Kapernaum. Jezus redt zich wel. En dat was ook zo. Hij wandelde over het water naar de veerboot die hij zojuist gemist had. Geen paniek. Het is de Heer. En natuurlijk kan dit niet. Maar bovennatuurlijk kan het klaarblijkelijk wel.
Heer! Ik hoor niemand schaterlachen in deze verhalen. De mensen hebben honger, ze hebben haast – ze beseffen niet wat u kan en begrijpen niet wat u kwam doen. En dan laat u uw wonderkracht zien, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. U weet alles, dus u weet ook wel dat gewone mensen hier enorm van kunnen schrikken. Dit is gewoon niet normaal meer, Heer! Maar dat bent u natuurlijk ook niet. Wij maken een diepe buiging voor uw Majesteit.
Woorden om bij stil te staan (6:20)
‘Ik ben het! Jullie hoeven niet bang te zijn.’*
* IK BEN is de naam van God. Dat verklaart alles.
Een lied voor onderweg: Dancing on Waves – WE THE KINGDOM
Voel je vrij en reageer