Hij deed dat dus zelden of nooit. De hele avond aan de bar hangen en dan al pratend acht pinten achteroverslaan. Het kunnen er ook wat meer geweest zijn. Zijn kameraad Gust had op z’n praatstoel gezeten en zelf zat hij ook niet echt om tekst verlegen. Het was gewoon te gezellig en te laat geworden.
“Stefaan, neem wat ik je verschuldigd ben!” riep hij de barman toe. “Ik had een croque-monsieur en vriend Gust heeft ook een paar pintjes van mij gekregen!”
De barman pakte de portefeuille die Kamiel met een royaal gebaar uit zijn achterzak had getrokken en voor zijn neus op de toog had gekwakt. “Moet ik nu ook nog zelf mijn geld uitnemen?” vroeg hij verontwaardigd. Met een zucht griste Stefaan het versleten bruine leren ding van de toog. Achter de rits vond hij een muntje voor een Delhaize-winkelwagen, een verroeste toespeld en twee stekskes. Naast een rijbewijs, een VTB/VAB-kaart voor pechverhelping, een verfrommeld parkeerkaartje en een volle buskaart van De Lijn zat er niets van betekenis in de portefeuille.
“Kamiel! Hebt ge ook nog iets bij u waarmee ge de rekening wél kunt betalen?” Maar zijn stamgast was al zwalkend bij de deur aangekomen. “Morgen!” riep hij over het cafélawaai heen. “Zeker en vast!” Stefaan wierp de portefeuille zuchtend in een openstaande lade en krabbelde wat cijfers op een papiertje.
Kamiel wist nog precies waar zijn glimmende wagen stond. Als vaste klant mocht hij altijd op de oprit naast het café parkeren, met de neus naar voren om probleemloos weer weg te kunnen rijden. Niemand kon achteruit inparkeren als hij! Gewoonlijk stond Kamiels oude Audi op deze vaste plek, maar nu kon hij met nog meer trots in zijn nieuwe Mercedes wegrijden.
Gelukkig was de terugweg niet lang. De Havenstraat uit, tweemaal links, de Molenstraat door en dan met een scherpe bocht naar zijn vertrouwde stek, Kapelstraat 7. Dat vergeet je niet als je er geboren en getogen bent.
Een toeterende idioot in een onzichtbaar Fordje, een verkeersdrempel die uit het niets tevoorschijn kwam en een van het zebrapad springende zot, meer obstakels was Kamiel onderweg naar huis gelukkig niet tegengekomen. Nu alleen nog met een scherpe draai naar links richting de overburen en dan eerst die piepende garagedeuren openen. Kamiel liet de dieselmotor stationair draaien, stapte uit en tastte naar de sleutel diep in zijn broekzak. Hij wilde zo stil als kon naar binnen rijden, want Fien wil je op dit uur niet wakker maken. Maar die deuren hè, dat onnodige lawaai zo midden in de nacht! Iemand moest daar toch eens iets aan doen!
Kamiel liep terug naar de overkant en nam weer plaats achter het stuur van de tweedehandsauto waar hij een te hoge lening voor had moeten afsluiten. “Zo goed als nieuw! Kwaliteit heeft z’n prijs!” zo had hij zijn glimmende aankoop tegenover Fien verdedigd. Zij deed al heel lang geen serieuze pogingen meer hem tot inkeer te brengen. “Koppig gelijk ne steenezel,” vertrouwde ze tijdens de koffieklets haar buurvrouw toe. Die had vol begrip gereageerd: “Als hij het in zijn kop heeft, heeft hij het niet in zijn gat!”
Kamiel zette de Mercedes in z’n achteruit en gaf vol zelfvertrouwen net iets te veel gas. Zijn wagen zoefde over de kasseien richting de openstaande garagedeuren en scheerde vlak langs de wand naar binnen. Hij haalde zijn voet van de koppeling en liet z’n glimmende trots stilletjes helemaal uitrijden. In zijn ooghoek zag hij niets meer dan een vage witte waas voorbijschieten. In de spiegel zag hij nog het weerkaatsende witte licht van de achteruitrijlichten, gevolgd door de uitdovende gloed van de rode remlampen. De auto stond precies op tijd stil. “Hoe hedoan!” complimenteerde Kamiel zichzelf met meer volume dan hij wilde, terwijl hij zijn benen een voor een langs het geopende autoportier slingerde. “En nu: op beide oren slapen!”
Daags daarna was hij, wat later dan gewoonlijk, lopend bij zijn stamcafé aangekomen. Stefaan hield bij binnenkomst direct een volgekrabbeld briefje omhoog en zwaaide met een flodderig bruin lederen mapje. “Kamiel, uw portefeuille.” “Hoe komt ge dáár nu weer aan?” wilde Kamiel weten, oprecht verbaasd. “Ik heb me wezenloos gezocht naar dat rotding en die arme Fien ook nog eens de schuld van het zoekraken gegeven!” Vanuit zijn binnenzak haalde hij een klein zwart mapje met creditcards en een bankpas tevoorschijn. Terwijl hij de rekening aan de toog vereffende zette Stefaan met een ferm gebaar een groot glas Jupiler naast de betaalautomaat. “Voor mijn trouwste klant, Kamiel de Wandelaer, altijd goed van betalen!”
“Merci. En die naam ga ik eer aan doen!” reageerde Kamiel lachend terwijl hij gretig in de schuimkraag hapte. “Ik laat mijn nieuwe wagen voorlopig thuis staan.” “Wat nu? Gaat ge meer bewegen?” Stefaan keek met ogen vol ongeloof. “Ja. Ik neem efkens de benenwagen, dat is goed voor mijn oude lijf.” Stefaan keerde zich hoofdschuddend om en liep terug naar de tap om nog een glas voor een wachtende gast te tappen. De klinkende glazen, het vrolijke gepraat en gelach, in combinatie met de muzikale klanken van Will Tura op de achtergrond voorkwamen dat de barman Kamiels vertwijfelde verzuchting nog kon verstaan.
“Totdat ik een manier bedacht heb om mijn mooie Mercedes zonder krassen weer naar buiten te rijden”.
Voel je vrij en reageer