De expositie van oude Hollandse meesters van het Szépmuvészeti Múzeum (Boedapest, Hongarije) in het Haarlemse Frans Hals Museum is verlengd tot en met 5 maart. Een bijzondere verzameling topstukken is tijdelijk in de Spaarnestad omdat het museum in Boedapest ingrijpend wordt verbouwd en voorlopig gesloten is. Als je van oude Hollandse schilder- en tekenkunst houdt (of er meer over wilt leren om het te gaan waarderen…), dan raad ik je aan om zo snel mogelijk naar deze tentoonstelling te gaan. Ik deed dat vanmiddag, eerlijk gezegd zonder te weten dat er een speciale expositie was, en ik heb alle beschikbare tijd besteed aan deze portretten, genreschilderijen (stillevens, landschappen en ‘vrolijke gezelschappen’) en bijzondere tekeningen (ik zag er ook één van Rembrandt, zo tentoongesteld dat je er met je neus boven kunt hangen om goed naar de details te kijken – geen zorg, er zit glas tussen).
Ik volg altijd mijn eigen weg door exposities (geen audio op mijn hoofd of zo) en laat me dan het liefst onvoorbereid raken door wat ik te zien krijg. Wel heb ik de neiging om alle tekstbordjes te lezen, want ik ben wel nieuwsgierig naar achtergrondinformatie. Nu nam ik mijn eigen schrijfboekje mee om te noteren wat mij opviel – daar sta ik in deze blogpost dus even bij stil.
Allereerst werd mijn blik getrokken door een dubbelportret: een welgestelde man met zijn deftige echtgenote – geportretteerd in afzonderlijke schilderijen (zoals gebruikelijk was). Het gaat om een schilderij van Nicolaes Maes (1634-1694) uit Dordrecht. Ik werd vooral geraakt door de handen van de man, ene Jacob Trip – een vermogend zakenman. Samen met zijn vrouw, Margareta de Geer, liet Trip zich deftig portretteren. Je kunt zien dat het om mensen op hoge leeftijd gaat. Op de foto die ik via Wikipedia heb gevonden (public domain) zie je het detail dat mij aansprak: de handen van Trip. Feitelijk moet je echt naar dat schilderij zelf gaan kijken, want daar zie je hoe de blauwe aderen afsteken tegen de witten handen, alsof ze er een beetje op gelegd zijn. Ik denk dat Maes zelf het meeste artistieke plezier gehaald heeft uit die handen – die gezichten konden hem wel eens minder geboeid hebben.
De zgn. genrestukken laten ons in deze drukke tijd rustig stilstaan bij fraaie stillevens en taferelen. Een van die schilderijen laat een opengeslagen Bijbel zien – met het boek Prediker in beeld (‘alles is ijdelheid…/ …leegte’ – een boek vol diepzinnige relativering en ernst) . Je ziet daar allerlei kostbare spullen en lekkernijen uitgebeeld, steeds met de bedoeling om de kijker bij de les te bepalen dat alles hier op aarde van voorbijgaand belang is. Dat thema is bekend in de kunst en de Hollandse (vaak ook Haarlemse) meesters hebben er wereldfaam mee verworven. De levenslessen zijn duidelijk, maar je kunt ook zien dat het de kunstenaars erom te doen was om alles zo realistisch mogelijk af te beelden. Als je naar de details kijkt, zie je hoe waanzinnig knap dit gedaan is!
Na de stillevens zijn er ook taferelen te zien waarin mensen op een ongedwongen en soms zelf wat ‘losbandige’ wijze van het leven genieten. Alles binnen de strenge normen van die dagen, maar je kunt zien dat men niet alleen maar met vrome levenslessen bezig was. Kijk goed naar die ‘merry company’ / ‘vrolijke gezelschap’ werken en je krijgt iets van de boertige, vrolijke sfeer mee die laat-middeleeuws aandoet (het gaat om schilderijen uit de Gouden Eeuw). Vreten, zuipen, roken, lachen, flirten en vrijen – het zijn net mensen. Het werk van Jan Steen (is ook iets van te zien!) is in die categorie exemplarisch. Je kan denken dat die werken gemaakt zijn om mensen te laten zien ‘hoe het niet hoort’, maar ik geloof zelf dat de kunstenaars de onbehouwen pret en volkse vrolijkheid wel konden waarderen.
Er zijn ook landschappen te zien die zgn. Italianiserend zijn. Je ziet dat dit voor Hollanders welhaast beelden van een andere planeet geweest moeten zijn. De schilders gingen vaak naar Italië om daar ‘de kunst af te kijken’ en je ziet aan het zuidelijke licht, de Romaanse stijl en de glooiende landschappen dat ‘onze’ meesters uitzonderlijk goede waarnemers waren. (NB Ik was een week geleden in het Van Gogh en toen viel me ook weer op hoe de – uiteraard veel jongere – werken van Vincent van Gogh steeds vrolijker, losser en lichter werden naarmate hij verder zuidwaarts ging. Ik wil hier ook nog wat over schrijven in een andere blogpost).
Het meisjesportret van Jan Lievens (1607-1674) is – wat mij betreft – alleen al de moeite van het museumbezoek waard. Ik weet als fotograaf dat het groot verschil maakt of een geportretteerde in de lens (ogen van de kijker) staart of ‘wegkijkt’. In dit geval poseert het meisje met een opwaartse kijkrichting en dat maakt gewoonlijk dat je niet automatisch oogcontact met haar maakt maar naar het hele werk kijkt. Hier is de kijkrichting echter zo dwingend dat het juist erg de aandacht opeist. Het is een prachtig werk – de weergave op scherm doet het geen recht – en uit de begeleidende tekst begreep ik dat het geen klassiek portret maar een zgn. ‘tronie’ is. Voor een schilder was dit feitelijk een studieobject – ik denk zelf dat de kunstenaar wilde ervaren wat het werk bij de kijker oproept als de kijkrichting zo nadrukkelijk is gekozen. Vergelijk dit met – bijvoorbeeld – het wereldberoemde meisje met de parel van Jan Vermeer (kijk haar hier in de fraaie ogen en ga voor de echte ervaring naar het Mauritshuis in Den Haag!) en je ziet dat de blik van heel groot belang is. Het werk van Vermeer zoekt direct oogcontact en is daardoor heel indringend. Je wilt het lieve kind wel even in de armen sluiten. Bij het werk van Lievens voel je je meer toeschouwer en zou je het model willen zeggen: ‘Zo is het genoeg, meisje. Je hoeft nu niet meer stil te zitten’.
Over meisjes gesproken. Er liep een klein grietje van een jaar of 6 met een A4 kleurenprint rond met detailfoto’s van de schilderijen. Ik had plezier om haar. Ze stond voor een vanitas en wees haar vader in luttele seconden het detail van een insect op een stuk fruit aan. Wat knap is dat! En wat een goed idee om er voor kinderen ook een leuke ervaring van te maken!
Wat moet ik nog meer vertellen? Het is te veel. Maar bij de tekeningen viel de profeet Ezechiël bij mij zeer in de smaak. Het is sowieso leuk om goed naar de tekeningen te kijken want daar zie je de ongelofelijke vaardigheid van de meesters. Heel trefzeker worden met een paar lijnen figuren, voorstellingen en landschappen op papier gezet. Soms worden er daarna zgn. ‘wassingen’ gebruikt met kleuraccenten om een speciaal effect of diepte in het werk te krijgen. Echt heel mooi om te zien hoe op die wijze een beeld wordt opgebouwd met behulp van contrasten, scherpte en diepte (zoals een fotograaf weet).
De rekenende boer (zie hier) vond ik een grappige tekening, bijna een cartoon, en ook de Genezing van een bloedvloeiende vrouw (in het Engels: Jesus healing the woman with an Issue of Blood) vond ik een indringende tekening – ik heb niet genoteerd van wie dit werk was en ik kan het ook niet online terugvinden.
Tenslotte, ik vond het leuk dat er naast de beroemde Jan Vermeer uit Delft ook een Jan Vermeer van Haarlem is (een landschapschilder). Zo ontdek je van alles tijdens een middagje museumbezoek!
Mooi beschreven Paul…..we hebben zo samen de beschreven schilderijen bekeken en ik vond het
leuk en leerzaam.
Leuk! Dank je, Bert!