Dit jaar hebben we bij Ark Media een serie boekjes uitgegeven onder de serienaam SUPERFOOD. Die naam maakt duidelijk dat we met deze titels iets op tafel zetten dat – in onze ogen – gezond en voedzaam voor je ziel en geest is. Zelf mocht ik voor deze serie een boek schrijven over Leven in vertrouwen – met als subtitel de vraag: ‘Zeker van je geloof?’
Ik word binnenkort 55 jaar en werk nu zo’n twintig jaar bij een christelijke uitgeverij. De keuze om daar te gaan werken kwam voort uit overtuiging, een gevoel van ‘roeping’. Het was een bewuste keuze. Zo heb ik samen met mijn vrouw Lydia er ook bewust voor gekozen om onze drie kinderen op te voeden vanuit ons christelijk geloof. Inmiddels zijn zij volwassen en gaan zij hun eigen levensweg, hopelijk daarbij gesteund door de geloofsbasis die wij hen hebben meegegeven. Natuurlijk zijn veel keuzes die je maakt gewoon vervolgstappen op de weg die je al bent ingeslagen of die door je omgeving is gewezen. Bij mij is dat niet anders. Maar ik ben ook op de weg van het christelijk geloof gebleven omdat er een diepe overtuiging in me is gegroeid en omdat ik dit leven in vertrouwen op God van harte heb omarmd. Niet zonder vragen of moeilijkheden, laat dat ook duidelijk zijn.
Als kind kreeg ik het christelijk geloof met de paplepel ingegoten. Dat klinkt bijna als indoctrinatie, maar ik geloof dat het voor mijn ouders ook Superfood was en ik ben alleen maar dankbaar voor wat zij mij hebben aangeboden. Er zijn genoeg mensen die ook een christelijke opvoeding hebben gehad maar die daar later in hun leven niet veel meer mee doen of die zich er zelfs radicaal van afkeren. Waarom is het bij mij anders verlopen? Als gelovige zeg ik: dat is genade van God. Maar ik meen ook dat het te maken heeft met de bewuste keuzes die ik als mens zelf heb gemaakt – op verschillende kruispunten van mijn leven. Toen ik dit boek schreef bedacht ik dat die eerste bewuste keuze al heel jong door mij gemaakt is. Hoe oud ik precies was weet ik niet, maar ik was nog een jong kind – vermoedelijk een jaar of 6/7. Ook weet ik nog waar ik die keuze maakte: ergens halverwege de trap in mijn ouderlijk huis. In het eerste hoofdstuk van mijn boek vertel ik daar iets over. Dit hoofdstuk heb ik in z’n geheel in deze blogpost geplaatst – in de hoop dat je aangesproken wordt door mijn verhaal en meer wilt lezen over de weg van vertrouwen die ik sindsdien in mijn leven ga. Het boek is bij alle boekhandels en online te bestellen.
Vertrouwen als een kind
‘Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan.’ – Jezus in Marcus 10:15
De plaats waar je wieg staat, is heel bepalend voor je kijk op het leven. Daar ben ik me van bewust. Ik heb niet gekozen voor mijn geboorteplaats of -datum. Maar het is zoals het is en ik kan alleen vanuit mijn eigen visie over het leven nadenken, wetende dat er andere visies zijn en dat ik heel veel nog moet ontdekken. Maar wat ik weet geef ik je door, in de hoop dat je gedachten tegenkomt die opbouwend zijn voor je geloof. Ik begin bij het begin: mijn persoonlijke verhaal met God.
Van huis uit kreeg ik het christelijk geloof mee. Daarmee heb ik een voorsprong op mensen die zonder geloof in God zijn opgegroeid, want dankzij mijn ouders heb ik door de jaren heen veel kennis ontvangen over de Bijbel en het leven als christen. Maar ergens kennis van hebben, wil nog niet zeggen dat je je werkelijk ook iets hebt ‘eigen gemaakt’. Het geloof in Jezus Christus heb ik aangeboden gekregen, maar ik moest de diepste waarheden die mij zijn doorgegeven wel zelf aannemen. En dat heb ik gedaan, met overtuiging.
In onze straat in een Haarlemse volkswijk was ons gelovige gezin een opvallende uitzondering. En ook op school voelde ik me als christen vaak een enkeling – ik was al blij als er nog iemand in de klas zat die naar de kerk ging (en daar geen geheim van maakte). De druk vanuit de omgeving om ‘niet anders’ te zijn was constant. Je ‘scoorde’ niet wanneer bleek dat je een actief christen was.
Er zijn genoeg mensen die opgegroeid zijn met het christelijk geloof, maar die daar naderhand deels of geheel mee hebben gebroken. Sommige normen en waarden, wat culturele of uiterlijke gewoontes (met Kerst naar de kerk gaan, een kruisje dragen) hebben zij nog ‘overgehouden’ aan die opvoeding – maar het gaat niet langer om een persoonlijke overtuiging die actief wordt uitgedragen. Het persoonlijke geloof is duidelijk geen erfgoed, elk mens moet eigen keuzes maken. Dát je op het punt van het geloof een keuze moest maken, is me wel van jongs af aan duidelijk gemaakt. Mijn ouders waren allebei actief in kerk en zondagsschoolwerk. Ze vertelden hun eigen kinderen én talloze andere mensenkinderen over Jezus. Naast bekende bijbelverhalen, vrije verhalen en voorbeelden, kwam ook regelmatig de oproep voorbij: ‘Je moet je hart aan Jezus geven zodat Hij daar kan komen wonen.’
Ik had geen enkele reden om aan de oprechtheid van mijn ouders te twijfelen en nam deze oproep uiterst serieus. Je hoort ook van kinderen die later radicaal met het geloof breken, juist omdat hun ouders er zo actief mee bezig, of misschien zelfs door geobsedeerd waren. Domineeskinderen gaan niet automatisch verder in het spoor van hun ouders, soms is het geloof ook een ‘concurrent’ voor het gezinsleven wanneer ouders of opvoeders te veel tijd en energie steken in activiteiten rond kerk en geloof.
Mijn ouders hadden hun handen vol aan werk, huishouden en opvoeding – ik vind dat ze het wat dat betreft goed in balans hebben gehouden. Ja, het waren mensen met fouten en gebreken (later zou ik ontdekken dat ze allebei door familieomstandigheden en een oorlogsverleden getraumatiseerd waren), maar ze vertelden ons niet zomaar verhaaltjes en ze lieten in hun eigen leven onmiskenbaar zien dat ze werkelijk in God geloofden. Ik kreeg goede voorbeelden mee van twee gebroken mensen die bij elkaar en bij hun God liefde, troost en genezing hadden gevonden. Ik heb ze allebei vanaf mijn geboorte tot op hun sterfbed (letterlijk) van dichtbij mogen meemaken en ik weet gewoon dat het geloof voor hen geen vrome hobby, maar een diepe persoonlijke overtuiging was. Veel meer dan alle verhalen en ‘feitenkennis’ is mijn persoonlijke geloof gevormd door het aansprekende voorbeeld dat mijn ouders me gegeven hebben: eenvoudig geloof, praktisch toegepast in het alledaagse leven. Ik zie dat als een zegen, als iets om erg dankbaar voor te zijn. Tegelijk beschouw ik het als een opdracht om zelf ook een goed voorbeeld van geloof te geven, door geloofwaardig achter Jezus aan te gaan.
Een goed voorbeeld geeft geen garanties voor getrouwe navolging. Dat zien we al bij Jezus. Zijn leerlingen gingen struikelend en falend achter hun Meester aan. Maar de meeste leerlingen zie je in de loop der tijd onder invloed van het onderwijs van Jezus positief veranderen (Judas was de enkele uitzondering). Denk aan Petrus die van een impulsieve, wisselvallige man uitgroeide tot de sterke ‘rots’ die de kerk van Christus kon dragen. Iedereen weet dat hij tot driemaal toe zijn Heer had verloochend (waarna er een haan kraaide …), maar ik wijs op de moedige Petrus die na de opstanding van Jezus midden in Jeruzalem de waarheid over de levende Christus sprak (Handelingen 3) en die wijze brieven schreef die een plek in de Bijbel kregen.
Ik heb ook in mijn eigen leven, verder weg en dichterbij, mensen zien veranderen onder invloed van het goede nieuws van Jezus Christus. Soms waren die veranderingen ronduit spectaculair, veel vaker heb ik gezien hoe Meester-Timmerman Jezus in de loop der jaren de scherpe kantjes van iemands karakter heeft afgeschaafd. Ik geloof dat we allemaal ‘werk in uitvoering’ zijn, dat God door zijn Woord en Geest ook bezig is om mij steeds meer op zijn Zoon te laten lijken.
Terug naar mijn kindertijd. Ik nam de oproep om mijn hartje aan Jezus te geven zeer serieus. Ik kwam terug uit de kerk en had voor mezelf de beslissing genomen om in gebed ‘mijn hartje aan Jezus te geven’. Het leek me juist om dat in alle stilte op mijn slaapkamer te doen, maar ik weet nog goed dat ik halverwege de trap op een trede neerknielde, een moment mijn ogen sloot en in stilte een kort gebed uitsprak. Meer was het niet. Maar minder ook niet! Wat denk je … Als God bestaat, als Hij ons door zijn Zoon, zijn Woord, zijn Geest en zijn volgelingen oproept om met Hem een relatie aan te gaan, zou Hij dan dat kinderlijke gebed van mij gehoord hebben? Ik twijfel er niet aan!
Zo, de eerste ferme geloofsuitspraak staat op papier. Ik twijfel er niet aan dat God mij, jongetje van een jaar of zes, die dag gehoord en verhoord heeft. En al mijn kinderlijke gebeden – ook die aangeleerde liedjes voor het slapengaan (met stevige teksten als: ‘Schoon mijn zonden vele zijn, maak om Christus’ wil mij rein’) zijn tot de hoogste hemel doorgedrongen. Ook dat geloof ik vast!
Jezus roept ons op om te vertrouwen als een kind. Zonder die instelling kun je geen inwoner worden van het koninkrijk van God. Het is geen oproep tot onvolwassenheid of kinderachtig gedrag. Het is een waarschuwing voor hoogmoed en tal van ‘volwassen bezwaren’ die het geloof in de weg kunnen staan. Vergelijk het met een menselijke liefdesrelatie. Je kunt elkaar tot op het bot blijven analyseren en ondervragen, maar je zult op een zeker moment toch op de knieën moeten gaan om elkaars hart te veroveren. Is er iets wat je tegenhoudt om zo’n knieval voor Jezus te maken? Denk je dat Hij te vertrouwen is? Wat zegt je hart?
Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader, die de vader is van elke gemeenschap in de hemelsferen en op aarde. Moge hij vanuit zijn rijke luister uw innerlijke wezen kracht en sterkte schenken door zijn Geest, zodat door uw geloof Christus kan gaan wonen in uw hart, en u geworteld en gegrondvest blijft in de liefde. Dan zult u met alle heiligen de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte kunnen begrijpen, ja de liefde van Christus kennen die alle kennis te boven gaat, opdat u zult volstromen met Gods volkomenheid. – Efeziërs 3:14-19
Door de knieën gaan, jezelf overgeven en je leven toewijden. Dat is de gepaste reactie op Gods liefdesaanbod in Jezus Christus. De tekst maakt duidelijk dat er een ‘goddelijk samenspel’ is tussen Vader, Zoon en Geest. God geeft ons kracht door zijn Geest zodat ons persoonlijk geloof sterker wordt en Jezus kan gaan wonen in ons hart. De bindende kracht is de liefde, dat geldt voor Vader, Zoon en Geest, maar ook voor onze relatie met God. De onderlinge liefdesband van gelovigen beleef je het best in de gemeenschap, de samenkomst in grote of kleine kring: ‘Want waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden’, zegt Jezus ons in Matteüs 18:20. ‘Alle heiligen’ (Efeziërs 3:18) zijn de mensen die door God zijn bijeengeroepen, om voor zijn doel afgezonderd zijn. ‘Heilig’ heeft in onze tijd een onbereikbare, of zelfs wat negatieve klank gekregen. Maar heilig zijn betekent dat je apart bent gezet voor een speciaal doel – het is iets heel moois. Pas met andere christenen samen (een enorme gemeenschap die zich uitstrekt door de tijd en ruimte!) zullen we besef krijgen van de volle omvang van Gods liefde. Ik vind het bijzonder dat die liefde en kennis kennelijk vier dimensies telt: lengte, breedte, hoogte én diepte …
Voel je vrij en reageer